TENSLOTTE

Vanaf 2015 heb ik zo´n 70 blogs (met in totaal naar schatting 100.000 woorden) voor de Nieuwsbrief van de BNSP aangeleverd onder de verzameltitel De Omgevallen Boekenkast. Dit is de laatste.

Niet omdat ik geen zin meer heb om te schrijven of omdat er geen onderwerpen meer zouden zijn voor een boekenrubriek die meebeweegt met de tijd. Integendeel; het conflict rond Hamas/Gaza en Israël/nederzettingen is aanleiding genoeg om in de kast “Architectuur en stedebouw van kolonialisme, oorlog en bezetting” het rijtje boeken op het plankje Israël/Midden Oosten weer eens aan te vullen, nader te bestuderen en er over te schrijven

En dichter bij huis (en iets minder controversieel) is de overwinning van radicaal-rechts (en het recente overlijden van Rob Krier) voor mij aanleiding de traditionele, nostalgische en reactionaire stromingen in de stedenbouw en volkshuisvesting (soms paradoxaal New Urbanism genoemd) diepgravender te analyseren dan in de krantenartikelen is gebeurd. Naast een hernieuwd bezoek aan Brandenvoort en Bataviahaven ben ik ook bezig met het herlezen van Kriers publicistisch werk dat in mijn boekenkast staat, zoals het 50 jaar oude Stadtraum in Theorie und Praxis (1975). En wanneer ik het Duits te moeilijk vind wend ik me tot de Engelse vertaling Urban Space (1979). Beide twintig jaar geleden nog eens samen herdrukt als Duits/Engelse editie Stadtraum/Urban Space (2005). Alle drie antiquarisch verkrijgbaar maar wie liever van een scherm leest zijn deze boeken (samen met nog zo´n 30 andere boeken van Rob Krier) volledig gescand en te zien op robkrier.de. Iets wat meer schrijvers, eventueel na verloop van tijd, zouden moeten doen. Ook relevanter dan ooit is een analyse van het gedachtengoed en het werk van Robs jongere broer Leon, bekend van ontwerp en aanleg van Poundbury voor de toenmalig Prince of Wales (nu King Charles III) en zijn boek Albert Speer, Architecture 1932-1942 (1985 en 2013). Met als interessante spin-off natuurlijk de vele boeken die door en over Hitlers huisarchitect Albert Speer zelf zijn geschreven en waar ik al eerder een blog aan gewijd heb.

En verder zijn er natuurlijk ook de afgelopen tijd weer de nodige nieuwe ambitieuze, zo niet pretentieuze publicaties over onze werkterreinen verschenen, die om een contextuele recensie vragen. Een kleine greep: IABR Down to Earth is de Nederlandse uitgave van de negende IABR met de ondertitel Ontwerpen voor het eindspel van George Brugmans, met bijdragen van Dirk Sijmons, en de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. René Boer schreef het tegendraadse Smooth City: Against Urban Perfection, Towards Collective Alternatives en ik ben benieuwd naar het boek van Tom Bergevoet, Maarten van Tuijl The Flexible City, Solutions for a Circular and Climate Adaptive Europe, dat waarschijnlijk een uitgebreide en verinternationaliseerde versie is van hun uitverkochte De flexibele stad; Oplossingen voor leegstand en krimp van tien jaar geleden.

Onlangs was de, mede door de BNSP meen ik, georganiseerde boekpresentatie van NEUROARCHITECTUUR, Ontwerpen van hoogbouwsteden op ooghoogte van Frank Suurenbroek en Gideon Spanjar ook in Engelse uitgave verschenen en gerelateerd aan het BNSP-project Building for Well-Being, waar ik eerlijk gezegd nooit eerder over gehoord had.

Iets traditioneler waren drie nieuwe publicaties over één van mijn vroegere woonplaatsen Rotterdam: de tweetalige Stad zonder hoogtevrees: De ontwikkeling van een Europese hoogbouw typologie van Emiel Arends.  METRO 010, Unlikely but true. A graphic novel about a metropolis called Rotterdam is het product van 19 illustratoren, 4 stadsdichters, 2 fotografen en 4 historici onder redactie van Ellen Schindler.

Het overlijden van Florian Boer in de zomer van 2022 (op 53-jarige leeftijd) was de trieste aanleiding voor de publicatie Nieuw Rotterdams Peil, Florian Boer en het ontwerpen aan de deltastad onder redactie van Mark Hendriks. Dit boekwerk past in de jonge traditie van de herwaardering van de ‘polytechnische’ onderdelen van het stedebouwkundig vakmanschap. Ook over die nieuwe nadruk op de noodzaak van het uitbreiden van het probleemoplossend vermogen in tijden van klimaatcrisis zijn de nodige publicaties verschenen die onze aandacht vragen.

Kortom, genoeg werk aan de winkel. Dat dit blog stopt is allereerst omdat de oorspronkelijke opzet van een luchtige associatief-informatieve, rijk geïllustreerde boekenrubriek door de opeenvolgende redacties van de nieuwsbrief/website steeds meer is verlaten en mijn stukje nu gevonden moet worden onder het kopje ‘opinie’. En ik voel me zo langzamerhand meer dan een beetje bezwaard dat de enige bijdrage in die rubriek van de website van een beroepsvereniging moet komen van een vakgenoot (ik dus) die, na 40 jaar fulltime actief geweest te zijn in de stedebouw, nu al bijna 10 jaar nauwelijks beroepsmatig meer werkzaam is. Verder is de digitale nieuwsbrief (blijkbaar) afgeschaft. Deze gaf geregeld informatie van en over de beroepsvereniging en de werkvelden en de bijna maandelijkse deadline was een goede drijfveer voor mij om het blog te schrijven. Zonder periodieke redactionele aansporing (en feedback) is de animo om de bijdrage te blijven leveren sterk afgenomen, merk ik bij mezelf.

De belangrijkste (en meest formele) reden echter dat ik niet meer voor de website en/of nieuwsbrief schrijf is dat ik mijn lidmaatschap van de BNSP opgezegd heb. Steeds minder is de beroepsvereniging van Nederlandse stedebouwkundigen en planologen (en de website daarvan) voor mij de belangrijkste bron van informatie en inspiratie. Steeds meer moet ik via de architectonische of burgerlijke pers (of websurfend) kennisnemen van beroeps- en vakmatig interessante bijeenkomsten en ontwikkelingen.

Zelfs de door de BNSP (mede) georganiseerde projecten en evenementen worden soms slecht aangekondigd en niet/nauwelijks verslagen, zodat die niet/nauwelijks relevant worden voor degenen die er niet aan deelnamen. Het jaarcongres waar de leden van de vereniging elkaar konden ontmoeten is vervangen door een op zich waardevolle dag met andere ontwerporganisaties in de ruimtelijke ordening, maar de gedachtevorming en communicatie in eigen bredere kring dan alleen ontwerpen lijkt te verwateren.

Uit eigen ervaring (als voorzitter) weet ik hoe moeilijk het is om de vereniging draaiend te houden; laat staan uit te bouwen en aan relevantie te laten winnen. Maar dat mag het bestuur van de BNSP er niet van weerhouden om de leden op te opzoeken, thuis en in de regio en minder terughoudend te zijn in zijn in- en externe communicatie. Terwijl omgekeerd de leden veel meer van zich zouden moeten laten horen, bijvoorbeeld in de rubriek ´opinie´ van de website.

Uiteraard zijn er vele goede zaken gaande, waar ik vanuit mijn geografische en professionele periferie te weinig zicht op heb. Ook kunnen mijn professionele prioriteiten anders zijn, maar ik heb in de afgelopen jaren voldoende tijd en kans gehad om op mijn manier te werken aan de verbetering en verbreding van de beroepsvereniging, waar ik meer dan 40 jaar lid van was. Het is nu (ook met een rubriek als deze) aan anderen/jongeren om daarin hun eigen keuzes te maken en een bloeiende beroepsvereniging te bewerkstellingen. Ik blijf geïnteresseerd, maar verlaat liever, met spijt en weemoed, de BNSP dan lid te blijven en te moeten eindigen als een Statler of Waldorf, die alleen bestaan om vanuit de zijloge commentaar te geven.

Wordt dus niet vervolgd.

Tjerk Ruimschotel

Vorige
Vorige

De ruimtelijke ordening verdient een spannender discours

Volgende
Volgende

Vrouwenboek