De omgevallen boekenkast: Oren

Soms verschijnt er een boek dat precies is waar je (blijkbaar) altijd op zoek naar was, zonder het weten. Maar vaker heb je (ik althans) dat je hoopt dat iemand anders het boek schrijft dat je anders zelf zou moeten schrijven om het te laten verschijnen. En nog vaker verwacht je/ik dat binnen het vakgebied gewoon gedaan/gepubliceerd wordt wat gedaan/gepubliceerd moet worden, maar dat valt vaak vies tegen.

Mijn boekenkast bekijkend om er eens drastisch in te gaan snoeien, merk ik dat ik zo langzamerhand steeds meer behoefte heb aan (bij voorkeur naar volledigheid strevende) overzichts-en evaluerende werken. Om te beginnen een omvattend onderzoek naar de op verschillende streefdata en -cijfers gerichte operaties op ruimtelijk ordeningsterrein: hoe is het nou eigenlijk afgelopen met de vermaledijde VINEX? Hoe zat het ook alweer met die Vijfde Nota, die nooit verschenen is en waar zitten we nu? Wat is er allemaal misgegaan toen we een periode zonder een apart ministerie van VROM zaten? Wat is er desondanks toch goed gegaan? Maar ook een systematisch overzicht van wat-waar gebeurt in het land zou behulpzaam zijn. Het lijkt erop dat het omvattende werk aan De Nieuwe Kaart van Nederland, waarbij alle RO-projecten op één kaart verzameld werd, zelfs (of juist) in dit digitale tijdperk niet meer gedaan wordt.

Waar zien we de eerste ontwikkelingen die (echt) klimaatbestendig zijn en hoe (en waar) is de stedebouwpraktijk veranderd door de verschillende crises; hoe evalueren we onze ruimtelijke constellatie in tijden van crisis, zoals de recente woningnood en covid-pandemie. Een van de meest onthutsende opmerkingen uit die coronatijd vond ik die van Kristiaan Borret (Brussels Bouwmeester) in Bruzz van 13 Mei 2020: “Wat we nu meemaken is een ramp, maar we moeten steden niet bouwen voor rampen. Net zoals we ze ook niet moeten bedenken voor oorlogen. We moeten de steden robuuster en veerkrachtiger maken, maar niet met een pandemie in ons achterhoofd”.

Het lijkt mij dat het juist een van de belangrijkste taken van de ruimtelijke ordening is om de burgers te beschermen tegen rampen en oorlogen. En tegen de gevolgen ervan. Beelden van de huidige oorlog in Oekraïne en de recente aardbevingen in Turkije en Syrië tonen naast de humanitaire ellende ook de enorme verwoestingen aan gebouwen, dorpen en steden, infrastructuur en (nuts)voorzieningen. Ook de rampzalige manier waarop we, tot op de dag van vandaag, omgaan met de door de mens veroorzaakte aardbevingen in Groningen toont de gevolgen voor mensen, gebouwen en gebieden.  Architectuur, landschapskunde en stedebouw zijn (met civiele techniek) niet alleen van belang bij de wederopbouw, maar spelen ook een rol in het voorkomen van catastrofes als gevolg van natuurrampen, pandemieën en het gewelddadig oplossen van conflicten. Dit wordt des te urgenter met een klimaatcrisis als gevolg van de klimaatverandering en met de gestaag voortdurende verslechtering van de wereldvrede zoals de Global Peace Index 2022 toont.

Daarom heb ik mijn stokpaardje maar weer eens van stal gehaald om te betogen dat stedebouw (vrij naar Von Clausewitz) de voortzetting van de oorlog is met andere, minder agressieve, middelen. Je zou ook kunnen zeggen dat de samenleving zich onder andere via de stedebouw voorbereid op het voorkomen van en/of het voeren van een gewapende strijd. In de magistrale publicatie van Jean-Louis Cohen met de wonderlijke titel, The Future of Architecture. Since 1889. uit 2019, wordt in één van de 35 hoofdstukken aandacht besteed aan The Architecture of a Total War variërend van ‘frontlinies en thuisfronten’ tot ‘onthouden en herdenken’, zoals de begin- en slotparagraaf getiteld zijn. Ook wordt een panorama geschetst van enerzijds het actief bijdragen aan de oorlogsinspanning tot anderzijds het ontwerpen van de naoorlogse situatie tijdens de oorlog. In de Nederlandse vakliteratuur is (afgezien van enkele publicaties van Koos Bosma, waar ik eerder, in 2016 en 2017, naar verwees) geen belangstelling voor actuele of recente militaire ruimtelijke ordening. En pas sinds enkele jaren is er op erfgoedterrein iets van aandacht voor de periode van de Koude Oorlog, die na de Tweede Wereldoorlog woedde tot de val van de Berlijnse Muur in 1989, maar nu in alle hevigheid weer op lijkt te laaien. De oorlog in Oekraïne is, de ontwikkelingen binnen de naoorlogse Nederlandse defensiestrategieën volgend, een logische stap in het streven de confrontatie met de Russen zover mogelijk van het thuisfront aan te gaan. Nadat eerst gedacht werd ze met een inundatie langs de IJssel tegen te kunnen houden (zoals beschreven in De IJssellinie 1950-1968 van E.C. de Reijer in 1997) werd een tijd lang gepland dit op de Noord-Duitse laagvlaktes te doen en vandaag de dag zitten Nederlandse legereenheden in een voormalige Warschaupactland als Roemenië en zelfs in een voormalige Sovjetrepubliek als Litouwen. Binnen de naoorlogse verdediging tegen de Russische agressie speelde korte tijd een landsdekkend systeem van vliegtuigwaarneming een belangrijke rol om de verraderlijk ‘onder de radar’ vliegende russen bijtijds te kunnen opmerken, door te luisteren naar vliegtuiglawaai. In 1989 verscheen bij de Zeelandse Stichting Natuur- en Recreatieinformatie een bescheiden (32 pagina’s) de verbeelding prikkelende, publicatie getiteld Luchtwachttorens in Nederland; Industrieel erfgoed uit de Koude Oorlog geschreven door Hans Sakkers en Johan den Hollander waarin, zoals de titel aangeeft, aandacht besteed werd aan de 144 uit prefab-elementen opgebouwde Raatbouwtorens (in hoogte variërend van 2,5 tot 31 meter) als onderdeel van een netwerk van 276 luisterposten. Sindsdien heb ik, steeds, maar op onsystematische wijze, geprobeerd de overgebleven torens te inventariseren en zo’n twintig jaar geleden hadden wij zelfs bijna luchtwachttoren 7O1 (Otto 1) bij Warfhuizen gekocht (om te verbouwen tot off-grid vakantiewoning). Maar die luchtwachttoren is in 2017 door Het Groninger Landschap gerestaureerd en vervolgens publiceerde Sandra van Lochem vorig jaar het boek dat al mijn eigen luchtwachttorenwerk gelukkig overbodig maakte. In haar, niet alleen qua omvang (402 pagina’s, 22 x 32 x 4 cm, 2 kilo), monumentale Luchtwachttorens uit de Koude Oorlog; Kijken – Luisteren – Doorgeven worden de 19 nog resterende karakteristieke luchtwachttorens (waarvan 2 in baksteen) uitgebreid beschreven binnen het kader van de Koude Oorlog en het Korps Luchtwacht Dienst. Ook komen de verdwenen en bewaard gebleven uitkijkposten op fabrieken, bunkers en forten, molens en molenstompen, water- en uitzichttorens, scholen en overheidsgebouwen, kerken en kloosters, cafés en woonhuizen aan de orde. Het boekwerk is verluchtigd met vele actuele en historische foto’s, bouwtekeningen en speciaal vervaardigd kaartmateriaal. Het is een boek dat je zelf geschreven zou willen hebben, ik althans, maar het is de vraag of iemand anders dan Van Lochem het beter zou hebben kunnen doen. Het is het intrigerend verslag van een jarenlange zoektocht naar de restanten van een veronachtzaamd gebouwd verleden én naar de verhalen die erbij hoorden. Het werk van Sandra van Lochems is onbeschaamd strevend naar volledigheid, zoals blijkt uit de in een bijlage opgenomen catalogus van alle luchtwachtposten en commandocentra, met naam, adres en huidige staat en fotomateriaal. Het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed raadplegend verbaas ik me over het volledig ontbreken van een rijksmonumentale status voor het netwerk van luchtwachtposten als geheel en voor de resterende afzonderlijke gebouwen en bouwwerken. Voor zover ik kon nagaan was slechts de boven op Fort Pannerden in grauwe baksteen gemetselde balustrade van een meter hoog aangewezen als rijksmonument. En op de stompe Molen No 6 aan de Rottedijk in Moerkapelle is ná (en niet zoals vermeld in het register tíjdens) de Tweede Wereldoorlog een uitkijkpost (5F1) geconstrueerd. Het enige minpunt van het fraai vormgegeven boek is dat het te omvangrijk is om als veldgids te dienen wanneer je de luchtwachttorens- en posten met eigen ogen wil bezoeken. Maar met wat digitaal plak- en knipwerk via Van Lochems website luchtwachtorens.nl is een eigen itinéraire samen te stellen. Het fraai vormgegeven boek van Van Lochem is uitgegeven door nai010-uitgevers, die daarmee terecht aangeven dat publicaties over militaire bouwkunst ook binnen hun fonds passen. En door architecten en stedebouwers (maar ook, ja juist door planologen!) gekocht kunnen worden. Dit boek mag, wat mij betreft, in grote aantallen over de toonbank gaan. Tot slot ben ik benieuwd welke andere, inventariserende en analyserende publicaties over dit verwaarloosde deel van ons werkgebied gaan verschijnen om de lacune op dit terrein op te vullen. De vertraging bij nai010 echter van het eerste deel van de nieuwe serie Vrouwen in architectuur (dat in 2022 zou verschijnen) is wat dat betreft niet erg bemoedigend. Maar daarover meer in de volgende blog over de Internationale Vrouwendag 2023 (8 maart) met het intrigerende, want voor mij niet geheel begrijpelijke, thema: Onbeperkt Leefbaar.

Vorige
Vorige

(Nooit) Meer lezen

Volgende
Volgende

De omgevallen boekenkast: Ogen