De omgevallen boekenkast: Ogen

Omdat ik begrepen had dat de West Village Houses, het enige woningbouwproject dat (mede) door Jane Jacobs gebouwd was, gesloopt zou worden, ging ik, vliegschaamte, ellenlange wachtrijen op Schiphol en budgettaire hindernissen overwinnend naar New York om nog met eigen ogen te kunnen zien wat er bereikt kan worden wanneer burgers het voor het zeggen hadden. Nou, dat viel niet mee. Om te beginnen bleken de 42 geschakelde blokjes met in totaal 420 wooneenheden langs de Washington Street (tussen W 10th en Bank Street) helemaal niet gesloopt te worden, maar was er een bod gedaan op het project, dat, ooit gebouwd met subsidies en andere financiële tegemoetkomingen, steeds meer uit gewone, redelijk onbetaalbare woningen was gaan bestaan.

Dat het streven naar door de buurt ontwikkelde betaalbare woningen mislukt was, is binnen de kapitalistisch geordende productiewijze in het algemeen en binnen de New Yorkse vastgoedwereld in het bijzonder niet zo verbazingwekkend of verwijtbaar. Ook de extreem sobere baksteenarchitectuur van de vijflaagse portieketage woningen vond ik op zich geen probleem, ik hou wel van minimalistische bouwwerken en dat men om financiële redenen geen lift bouwt en dus iedereen verplicht gezond te blijven door trappen te lopen valt ook te begrijpen.  Onbegrijpelijk en niet te verdedigen vond ik echter de beschamende behandeling van het straatniveau van de nieuwbouw (uit de jaren 60). Dat de blokjes niet evenwijdig aan de straat zijn gesitueerd, maar onder een lichte hoek vind ik ruimtelijk altijd al problematisch, maar de daardoor ontstane wigvormige restgebiedjes zijn op geen enkele wijze gebruikt om ontmoetingsplekken op straatniveau te creëren met speelhoekjes of zitbanken. Alles is stijf dichtgeplant met wat wij vroeger schaamgroen noemden. Slechts op twee plaatsen is een vrijwel gesloten buurtwinkeltje gerealiseerd, terwijl de vele portiekingangen en de op de beletage gesitueerde woningen op geen enkele wijze bijdragen aan de ‘eyes on the street’, zoals één van de vele, veelal onkritische biografieën over Jane Jacobs is getiteld (Eyes on the street; the Life of Jane Jacobs van Robert Kanigel uit 2016).  Maar veel was er in de uitgestorven straten ook niet te zien zodat mijn vrouw en ik de enigen waren in het ‘sidewalk ballet’ van die dag rond het middaguur, waarmee één van de belangrijkste ambities van het project (veel mensen op straat 24/7) manifest mislukt was. 

Uiteraard las ik later dat Jane ook niet helemaal gelukkig was geweest met deze West Village Houses  en van Roberta Graz (waarover later meer) moet ik vooral begrijpen dat het allemaal de schuld was van de tegenwerkende gemeenteambtenaren dat het geen doorslaand succes was geworden. Maar zelfs wanneer dat enigszins waar is is het toch wel treurig dat er in de vijf boroughs van New York City verder geen enkel woningbouwproject naar voren wordt geschoven waar de door Jane Jacobs voorgestane werkwijze wel heeft gewerkt, zelfs niet in de  vrij uitvoerige overzichtsbundel Affordable Housing in New York; the People. Places and Policies that Transformed a City uit 2016, samengesteld door Nicolas Dagen Bloom en Matthew Gordon Lesner. Terwijl ondertussen de New York City Housing Authority, Amerika’s grootste huisbaas, honderdduizenden huurders huisvest in omvangrijke hoogbouwprojecten die, in tegenstelling tot de door Pruitt Igoe (ST. Louis) en soortgelijke projecten opgeroepen beeldvorming, goed onderhouden en gemanaged worden, zoals beschrven door Nicholas Dagen Bloom in Public Housing That Worked: New York in the Twentieth Century  uit 2008. Ook de vele, grootschalige, Title I-woningbouwprojecten van Robert Moses liggen er vandaag de dag, zag ik, veelal prima bij.

Toch wordt het verzet tegen één van deze stadsvernieuwingsprojecten gezien als één van de drie overwinningen van Jane Jacobs op Robert Moses in het boek van Anthony Flint Wrestling with Moses: How Jane Jacobs Took On New York’s Master Builder and Transformed the American City uit 2009. Uitvoerig gaat Flint in op het door Jacobs geleide buurtverzet eind jaren 50 tegen een plan van Robert Moses om Fifth Avenue door te trekken door het Washington Square Park. Ook beschrijft Flint het eveneens succesvolle verzet eind jaren 60 om in het zuidelijke deel van Manhattan de Lower Manhattan Expressway (afgekort tot LOMEX) aan te leggen die de Holland Tunnel (onder de Hudson) zou verbinden met twee bruggen over de East River, de Williamsburg Bridge en de Manhattan Brigde. Het klopt dat Robert Moses verbitterd was dat deze essentiële schakel in het door hem grotendeels al gerealiseerde regionale snelwegennet, mede door toedoen van Jacobs, nooit gerealiseerd zou worden, maar het voorstel begin jaren 60 voor urban renewal in Greenwich Village kwam nadat Moses al niet meer verantwoordelijk was voor woningbouw in New York.

Deze manier om Moses ook na zijn pensioen, ja zelfs na zijn dood nog, aan te wijzen als schuldige voor alles wat in de ogen van de critici verkeerd is, zien we vaker bij discipelen van Jane. Een goed (maar eigenlijk treurig) voorbeeld is de publicatie van Roberta Brandes Gratz The Battle for Gotham; New York in the Shadow of Robert Moses and Jane Jacobs, in 2010 verschenen. Het boek is een langdradige, onevenwichtige mix van particuliere observaties, oninteressante familiegebeurtenissen en rancuneuze beschrijvingen van tamelijk willekeurige aspecten uit de New Yorkse stadsgeschiedenis. Dit werk van een zich goede vriendin van Jane Jacobs noemende journaliste, kwam op mij over als een, bijna onbegrijpelijke, wraakzuchtige afrekening met Robert Moses als persoon en ambtenaar en getuigt, in het verlengde van het werk van Jacobs van een permanent, bijna onbegrensd, dedain voor overheidsbeleid, beroepspraktijk en vakliteratuur. Bijna lachwekkend is Gratz’ verontwaardiging dat de West Village Houses nog steeds niet algemeen erkend wordt als een nastrevenswaardig model voor stedelijke woningbouw/vernieuwing.

Na onze teleurstelling over ‘the Houses that Jane built’ wilden wij het legendarische huis (555 Hudson Street) zien waar Jane Jacobs tussen 1947 en 1968 woonde en vanwaaruit zij de observaties gedaan had die ze verwerkte in het daar door haar geschreven boek Death and Life of Great American Cities (1961). Ironisch, en illustratief voor het vaak gedane verwijt aan Jacobs dat haar werk ongebreidelde gentrificatie in de hand heeft gewerkt, is dat op de begane grond (waar voordat het gezin Jacobs er ging wonen een ‘snoepwinkeltje’ was gevestigd) nu een zeer modieus makelaarskantoor huist. Niet verbaasd, maar wel teleurgesteld was ik om bij Anthony Flint te lezen dat Jane (en haar man Bob, een architect) voor zichzelf de winkelruimte op de begane grond hadden verbouwd tot woonkamer en keuken. Uiteraard mag je van een particulier niet verwachten, zelfs niet van iemand die hartstochtelijk dichtheid en verscheidenheid predikt, dat die zijn/haar drielaagse, in zeer slechte staat verkerend gebouw, afbreekt en er, net als het naburig pand, een zeslaags huurgebouw van maakt. Maar het geeft wel aan dat de praktische werkelijkheid weerbarstig is en dat het moeilijk was de voor de straat en buurt belangrijke winkelruimte te sparen en extra ruimte elders te maken, bijvoorbeeld door een extra verdieping op het pand te zetten.

Daarnaast blijf ik met het probleem zitten dat Jane’s worsteling en strijd uit de boektitels (van Flint en Gratz) eigenlijk alleen betrekking hadden op de twee door Moses voorgedragen planvoorstellen voor haar woonbuurt en niet op zijn werk als geheel. En nog problematischer voor mij is dat Jane Jacobs’ opvattingen en werkwijzen (die expliciet in de boeken genoemd worden) ongemakkelijke parallellen vertonen met de manier waarop, in toenemende mate, boeren, burgers en buitenlui zich menen te kunnen/moeten manifesteren bij maatschappelijke problemen en crises. Ik denk aan de giftige cocktail van het ontkennen van het probleem, het declasseren van de onderbouwing, het zoeken van de oplossing elders, maar niet hier (NIMBY), het op de persoon spelen van politieke en professionele inbreng, het gebruikmaken van beweringen als bewijs, het inzetten van kinderen om het publiek te bespelen en het a priori afwijzen van elk compromis als moedwillige strategie. Uiteindelijk ben ik bang, ook al dacht ik daar vroeger anders over, dat het doel niet de middelen heiligt, ook al zei Robert Moses ooit nogal provocerend: ”If the end doesn’t justify the means, what does?”

Vorige
Vorige

De omgevallen boekenkast: Oren

Volgende
Volgende

De omgevallen boekenkast: You Jane