Hoe samen te leven: Nederland op de tekentafel, 100 jaar toekomstideeën bij het Nieuwe Instituut

Ruim driehonderdduizend woningzoekenden verdringen elkaar op de woningmarkt. Een huis huren of kopen is voor een grote groep mensen onbetaalbaar en onbereikbaar geworden. Ligt de oplossing in het massaal opschalen van de bouwproductie? Of kan woningnood creatiever, duurzamer en rechtvaardiger worden aangepakt? Bekijk hier een aantal inspirerende oplossingen die in de loop van de 20ste eeuw door architecten bedacht zijn om wooncrises te lijf te gaan. Wil je meer zien? Kom dan naar de tentoonstelling Nederland op de tekentafel. 100 jaar toekomstideeen.

Op het gebied van sociale woningbouw heeft Nederland een reputatie hoog te houden. Met de invoering van de Woningwet in 1901 werden slechte en ongezonde woningen in de ban gedaan en de bouw van betaalbare huurwoningen gestimuleerd. In opdracht, maar ook ongevraagd kwamen ontwerpers met tal van inspirerende ideeën voor het wonen van de toekomst. Ze bewijzen dat kwaliteit samen kan gaan met het bouwen van grote aantallen betaalbare woningen.

Tegen het eind van de 20ste eeuw verdween de aandacht voor het gemeenschappelijk goed uit de stadsontwikkeling en de woningbouw. Woningbouwverenigingen werden verzelfstandigd om meer ruimte te maken voor de markt. Kunnen ontwerpers helpen de balans tussen markt en gemeenschap, tussen kwaliteit en kwantiteit weer recht te zetten?

Willem Marinus Dudok: Woningbouw Hilversum (1916-1919)

Tussen 1915 en 1925 worden in en buiten Nederland veel tuindorpen gebouwd. Als tegenwicht voor de verpauperde arbeiderswijken in de grotere steden moeten ze een complete leefomgeving bieden aan gezinnen uit de laagste inkomensgroepen. Doel is het bevorderen van sociale cohesie en emancipatie van arbeiders.

Deze eerste gemeentelijke woningbouw in Hilversum behoort tot de vroegste voorbeelden van het tuinstadideaal in de Nederlandse stedenbouw. Dudok bewijst hier naar eigen zeggen 'dat beperkte middelen zeker dwingen tot soberheid en eenvoud, maar het bouwen in esthetische bevredigenden zin en vorm geenszins uitsluiten'.

Een relatief groot deel van de beschikbare ruimte besteedt hij aan plantsoenen en speelvelden. Door poortgebouwen en in- en uitspringende gevelwanden ontstaat afwisseling tussen open en besloten straten. Pleintjes en hofjes bevorderen de sociale samenhang.

Enrico en Luzia Hartsuyker: Biopolis (1963-1964)

Net als de Metabolisten in Japan en Superstudio in Italië doen ook Nederlandse architecten begin jaren zestig voorstellen voor megastructuren die complete steden vormden. Enrico Hartsuyker en Luzia Hartsuyker-Curjel bedenken hun Biopolis in een tijd dat de Nederlandse bevolking snel groeide en het geloof in technologie onbegrensd lijkt.

Biopolis is een model voor een compacte en diverse stad, bestaande uit terraswoningen op een piramidevormige onderbouw. In het binnenste bevinden zich de wegen en stedelijke voorzieningen terwijl de ruimte rond Biopolis leeg blijft voor natuur en grootschalige recreatie. De radicale keuze om functies niet te scheiden maar juist te integreren, zorgt ervoor dat het project nationaal en internationaal veel aandacht trekt.

Van den Broek en Bakema: Woningbouw 't Hool (1961-1972)

De ontwikkeling van 't Hool in Eindhoven is een mooi voorbeeld van collectief particulier opdrachtgeverschap met grote betrokkenheid van de bewoners. Medewerkers van Philips richtten in 1961 hun eigen woningbouwvereniging op en vroegen architect Jaap Bakema het nieuwe woongebied te ontwerpen. Het resultaat is een onberispelijk integratie van stedenbouw, architectuur, materialen en landschapsarchitectuur.

De schetsen voor de woonwijk laten zien hoe Bakema zijn ideeën over een open samenleving vertaalt naar de gebouwde omgeving. De wijk bestaat uit wooneenheden rond een hof aan weerszijden van een groene middenzone. Hoog- en laagbouw worden afgewisseld met verschillende woningtypes, waardoor bewoners een keuze hebben, in plaats van een specifieke woonstijl opgelegd krijgen. De indeling van de huizen en appartementen varieert om tegemoet te komen aan de woonwensen van verschillende bewoners, zoals drive-in huizen, patiowoningen en split-level woningen.

Pietro Hammel: Stadsvernieuwing Oude Westen (1970)

De rol van de 'deskundige' in dienst van de publieke zaak is voortdurend onderwerp van discussie. Ten tijde van de stadsvernieuwing in de jaren zeventig denken architecten en planners opnieuw na over hun rol. Mondige burgers eisen inspraak over de toekomst van hun eigen buurt. Dat leidt ertoe dat architecten zich meer dienstbaar opstellen en bestaande wijken heel precies bestuderen.

Pietro Hammel verricht daarmee baanbrekend werk in de Rotterdamse wijk Oude Westen. Andere architecten worden zelfs activist, zoals Paul de Ley, Jouke van den Bout en Hein de Haan. Samen met krakers en buurtwerkgroepen ontwikkelen zij in Amsterdam alternatieven voor de praktijk van sloop en stadssanering.

Piet Blom: Wonen als stedelijk dak (1965)

‘Een heerlijke chaos', levendigheid en een scala aan mogelijkheden voor ontmoetingen. Architect Piet Blom werkt dat programma uit in een serie tekeningen, maquettes en brochures onder de noemer Wonen als Stedelijk Dak. Deze studie naar nieuwe woonvormen en een nieuw samenlevingsmodel verbindt alle functies van stedelijk leven met elkaar.

De woonruimtes zijn op palen boven de grond verheven; eronder is een collectieve ruimte waar het leven van de stedelijke gemeenschap tot bloei kan komen. Blom verzet zich tegen de rigide scheiding van functies en het geloof in rationaliteit die bepalend waren voor de structuur van de vroeg-naoorlogse woonwijken. In de Kasbah in Hengelo, gerealiseerd in 1973, brengt hij zijn ideeën in praktijk.

Michiel de Klerk: Woningbouw Spaarndammerplantsoen (1914-1917)

De drie blokken woningbouw bij het Spaarndammerplantsoen in Amsterdam zijn wel Paleizen voor de arbeiders genoemd. Sculpturale vormen en zorgvuldig ontworpen details geven de woonwijk samenhang en allure. De unieke alliantie tussen overheid, woningbouwcorporaties en architecten leidt tot nieuwe en onverwachte oplossingen en gebouwtypen. Financiële en wettelijke beperkingen blijken het bouwen van mooie complexen en goede woningen niet in de weg te staan.

Vorige
Vorige

Ruimtelijke Verkenning 2023: Vier scenario's voor de inrichting van Nederland in 2050

Volgende
Volgende

Jaarboek Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland 2024