De ruimtelijke ordening verdient een spannender discours
Goede ruimtelijke ordening, het zit misschien wel in het DNA van Nederland. En internationaal zijn we er bekend om. Dat begon al lang geleden bij de strijd tegen het water. Onze voorouders moesten wel samenwerken om droge voeten te houden of juist het land bewoonbaar te maken. ‘God schiep de aarde, behalve Nederland want dat deden de Nederlanders zelf’. Daar komt natuurlijk ook het poldermodel vandaan. Vanuit de ruimtelijke ordening komen ook de verkavelingspatronen, inpolderingen, grachtengordel, Flevoland, deltawerken, planmatige uitbereidingen van de steden eind 19e eeuw, jarendertigbuurten, fietsinfrastructuur, groeikernen, hier en daar een geordende skyline en VINEX-wijken. Maar ook de beschermde natuurgebieden zoals de Waddenzee of de (open) kust met duingebieden, de Veluwe en de Heuvelrug.
Maar rond 2010 was Nederland af. Dacht men althans. In 2010 werd zelfs het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) afgeschaft. Daardoor is er destijds veel expertise verloren gegaan en dat is tot op de dag van vandaag merkbaar en aan rijkszijde nog niet hersteld, vooral financieel niet. Ruimtelijke ordening was een bijzaak geworden die door gemeenten afgehandeld kon gaan worden. De bevolkingsgroei zou stagneren en daarna krimpen, er waren niet veel woningen meer nodig.
Tegelijkertijd is de ruimtelijke ordening steeds juridischer geworden, oftewel gejuridifiseerd. Deels is dat positief en zijn zaken goed geregeld. Maar anderzijds veel bestaande belangen (nog) meer verankerd, is realisatie duurder, duren projecten langer en zijn er tekorten aan expertise, waar er veel van nodig is. Maar nog belangrijker: de uitvoering van projecten en daarmee de ordening van de ruimte is daardoor ook lastiger of zelfs onmogelijk geworden. De geliefde en goed functionerende binnensteden zouden we nooit meer kunnen bouwen met de huidige regels. Ze voldoen bijvoorbeeld niet aan de parkeernormen.
“Terwijl de opgaven groter worden, worden de projecten kleiner”
Budgetten voor ruimtelijke ordening, woningbouw en mobiliteit zijn afgelopen decennia drastisch gedaald. Maar erger is dat het ‘Raam van Overton’ kleiner is geworden. Oftewel het denkraam van het algemeen geaccepteerd gedachtegoed is verkleind. We zijn kleiner gaan denken. Terwijl de opgaven groter worden, worden de projecten kleiner maar duren langer. Ook gebruiken we te vaak kengetallen, vuistregels en generiek beleid. Terwijl Nederland juist meer ruimtelijke variatie verdient.
Ik ben juist een fan van incrementele aanpassingen waarbij we voortborduren op het bestaande. Maar Nederland heeft ook structurende aanpassingen nodig, met name voor klimaatbestendigheid en verstedelijking. Het discours gaat nu bijna nooit over verstedelijking, maar bijna altijd over woningbouw. We gaan bijvoorbeeld grote aantallen woningen toevoegen aan Lelystad, Almere en Alphen aan den Rijn, terwijl daar juist relatief weinig banen zijn ten opzichte van het aantal inwoners. Woningbouw en de (regionale) economie kun je niet los van elkaar zien. Zo bouwen we voor congestie en hebben we niet geleerd van de fouten uit het groeikernentijdperk. We bouwen eerst voor miljarden woningen op plekken waar zeer weinig werkgelegenheid was en vervolgens legde we voor miljarden extra infrastructuur aan omdat er congestie ontstond naar banen.
Er is in mijn ogen meer integrerende regie nodig op de ruimtelijke ordening. Om dat te voeden start ik graag het gesprek over structuurveranderende ingrepen die controversieel zijn. Deze projecten zijn voor de één een droom en voor de ander een schrikbeeld, maar het zijn de type projecten waar we het met elkaar over moeten hebben. Deze projecten hoeven we niet te realiseren en ik ben niet per sé voorstander, maar ze geven richting aan het inhoudelijk spannende gesprek, debat en discussie die ruimtelijke ordening in Nederland verdient.
1. Zeewaarts uitbreiden voor havenfuncties, logistiek, nieuwe vormen van (kweek)visserij en landbouw inclusief een zogenaamd valmeer als energieopslag en voor waterveligheid;
2. Zeedijken en -keringen in de Noordzee om de komende duizend jaar Nederland (en omliggende landen) in ieder geval droog te houden – in plaats van de Randstad verhuizen naar Oost- en Zuid-Nederland;
3. Schiphol naar de Noordzee, langs de zeedijk naar het Verenigd Koninkrijk, met een hyperloop van Londen naar Berlijn;
4. G4 uitbreiden naar de G6 met Groningen en Eindhoven met meer dan 400.000 inwoners, deze vangen groei op die elders lastig te realiseren, inclusief de Lelylijn;
5. De Veluwe en Utrechtse Heuvelrug aan elkaar laten groeien en zo als tegenhanger van stedelijk Nederland het grootste bos van Noordwest Europa creëren;
6. Een deel van het Groene Hart Nationaal Park maken met de deel van het oer-Hollandse landschap;
7. Voorzieningenregeling voor kleine kernen.
Welk van deze zeven projecten moeten we volgens jou vooral wél doen, en welke juist niet?
Deze column is geschreven door BNSP-lid en oud-bestuurslid Eric Terlien, op persoonlijke titel